donderdag 25 augustus 2016

Een beter ouderenbeleid op komst?

Het lijkt me wel genoeg zo....



Er lijkt in Den Haag in de aanloop van de komende verkiezingen een andere koers te ontstaan naar de ouderen in Nederland. 

De AOW leeftijd zou – als het aan 50plus partij ligt – terug gaan naar 65 jaar, de aanvullende pensioenen zouden niet meer worden gekort en de AOW zou omhoog moeten gaan. Ook andere partijen beginnen te beseffen dat er iets moet gebeuren.
Om te voorkomen dat de mythevorming rond ‘rijke ouderen’ en te lage pensioenreserves de discussie weer gaat beheersen, in het kort een opsomming van de feiten.

1. De werkgevers – waaronder de overheid- verkeerden tot het uitbreken van de crisis in de veronderstelling dat de pensioenpremies – vooral het werkgeversdeel- wel fors omlaag kon omdat er toch ruim voldoende geld in de pensioenpotten zat.  
2. Sommige werkgevers, waaronder de overheid, hebben de pensioenpotten zelfs afgeroomd, omdat de pensioenen ‘toch niet in gevaar zouden komen’ en het geld beter aan andere doelen zou kunnen worden besteed. Zo zijn er vele miljarden euro’s onttrokken aan de pensioenreserves, alleen al de overheid haalde 15 miljard euro uit de pot.  
3. Nadat de crisis was uitgebroken en ook de pensioenfondsen tot het besef kwamen dat de bomen niet tot in de hemel groeiden, werd het beleid omgegooid. De roze bril met betrekking tot de toekomst werd vervangen door een donkere en de pensioengerechtigden werden de dupe van het werken met een onrealistisch lage rekenrente en een rekenmodel waarin alles wat tegen zou kunnen vallen op een absurde manier werd meegenomen.  
4. Als er niet geknoeid zou zijn met de afdracht van premies en als er niet in de pensioenpotten zou zijn gegraaid, dan waren de pensioenfondsen zoals ABP en Zorg en Welzijn niet ‘gedwongen’ om met meer risico te beleggen dan gewenst voor een pensioenfonds. Zelfs bij een gemiddeld rendement van 2% zou er nu geen centje pijn zijn geweest.  
5. Niemand heeft tot dusver de werkgevers – waaronder de overheid- verantwoordelijk gesteld voor het pensioenbeleid tot de crisis. De vakbeweging heeft boter op het hoofd, want zij hebben hogere lonen ‘uitonderhandeld’ door ermee akkoord te gaan dat de werknemers een grijpstuiver meekregen van het destructieve pensioenbeleid van de werkgevers.  
6. De werkgevers moeten het werkgeversdeel dat in de periode 1982-2008 te weinig werd afgedragen alsnog storten in de pensioenkas. De overheid moet het geld dat werd onttrokken aan het ABP terugstorten. Dit zou helpen om de pensioenfondsen onafhankelijk te maken van investeringsbanken en grote beleggingsfondsen.  
7. Er wordt een foute redenering gehangen aan de aanvullende pensioenen. Aanvullende pensioenen worden gevormd op kapitaaldekkingsbasis. De pensioengerechtigde spaart voor zijn eigen pensioen. Dit feit wordt versluierd doordat de premies in een collectieve pot terecht komen. De pensioenfondsen beleggen deze pot en maken hierop rendement. Dit rendement ligt hoger dan de rekenrente. Daarom zit er meer in de pensioenpotten dan er volgens het steriele rekenmodel van De Nederlandse Bank op basis van het sombere toekomstmodel en de lage rekenrente theoretisch in zou zitten. De werkelijkheid met betrekking tot de pensioenen is daardoor beter dan wordt voorgespiegeld. Er moet worden onderzocht hoeveel beter.  
8. Het is onzin dat de jongeren voor het pensioen van de ouderen sparen, omdat aanvullende pensioenen niet zijn gebaseerd op een omslagstelsel. Gelet op de ruime reserves in de pensioenfondsen zou het eerder andersom zijn, namelijk dat de reserves die bestemd zijn voor de huidige gepensioneerden, moeten worden gebruikt voor de gepensioneerden van later omdat er anders niet aan hun toezegging kan worden voldaan.  
9. Gemiddeld hebben mannen en vrouwen elk een borst. Gemiddelden zijn zeer misleidend. Zo ook het gemiddelde vermogen van ouderen. Op de eerste plaats is het vermogen van ouderen vooral gebaseerd op de waarde van de eigen woning waarvan de hypotheek is afgelost en ten tweede is de verdeling van de vermogens zeer scheef. Als de Nederlandse gezinnen in qua aantallen tien gelijke groepen worden verdeeld, waarbij groep 1 de armste en groep 10 de rijkste, dan heeft – ook bij de ouderen- groep 10 ongeveer 70% van het vermogen in bezit en de groepen 1 tot en met 5 niets tot een beetje meer dan niets.  
10. De inkomens zijn in Nederland in het algemeen niet om over naar huis te schrijven. Door de hoge vaste lasten hebben veel gezinnen problemen met hun financiën. De ouderen vormen daarop geen uitzondering. Verhalen over ‘rijke’ jongere ouderen met een ‘hoog’ pensioen slaan nergens op. De pensioenen zijn in het algemeen laag. De meeste ouderen moeten het doen met hun AOW en een aanvullend pensioen dat in het algemeen niet boven de 600 euro uitkomt.
Het wordt tijd dat de partijen die tot dusver de discussie rond pensioenen en vermogens van ouderen hebben beheerst hun verantwoordelijkheid voor wat mis is gegaan, gaan nemen en wat meer bescheidenheid tonen. Een onderzoek naar de feiten, zonder drogredeneringen, zou helpen om tot een juist beeld te komen van de werkelijkheid. Op basis daarvan kan er verder worden gesproken en dan graag niet met tijdverslindende commissies en beslissingen die jaren worden vooruitgeschoven. Er moet nu worden gehandeld om te voorkomen dat er steeds meer ouderen in de klem komen.

Bron: Ad Broere

Geen opmerkingen :

Een reactie posten